Lezing ‘Basisinkomen’

Op 15 februari werd de VGSU welkom geheten in de prachtige Senaatszaal van het Academiegebouw te Domplein om een lezing/debat bij te wonen over het Onvoorwaardelijk Basis Inkomen (vanaf nu OBI). Het OBi is een basis inkomen van ongeveer 970 euro per maand voor elke Nederlander, wonend in Nederland, van boven de 18 jaar. Door dit basisinkomen kunnen alle andere vormen van bijstand zoals de AOW en de WW verdwijnen en verdwijnt er ook allemaal administratieve rompslomp. Em. Prof. Dr. Alfred Kleinknecht (sceptisch over het OBI) en Dr. Canoy (positief over het OBI) kwamen allebei een korte lezing geven over hun visie ten opzichte van het OBI. Kleinknecht, als echte economicus, begon al heel snel te gooien met allemaal cijfers over waarom het OBI onhaalbaar was en ook onwenselijk. Het zou namelijk meer dan 100 miljard euro extra kosten voor de Nederlandse staat. Daarnaast was het ook nog maar de vraag of het wel zo ethisch was om elke Nederlander exact hetzelfde basisinkomen te geven. Immers, heeft een student die lid is bij de VGSU en in goede gezondheid verkeerd die 970 euro evenveel nodig als een persoon met een handicap en een grote afstand tot de arbeidsmarkt? We zijn toch allemaal anders, waarom zouden we iedereen dan wel gelijk behandelen? Tevens leek het OBI op een soort van, zoals Wilders het zou zeggen, ‘aanrechtsubsidie’ voor vrouwen die werk deden wat ze eigenlijk niet wilden. Dan was het idee meer van: ‘’Hier, 970 euro elke maand en voor de rest je mond houden’’. De vraag is of dit wenselijk is en of het OBI de arbeidsparticipatie van de gemiddelde Nederlander wel zou stimuleren.

Dr. Canoy stond daar anders tegenover. Hij zag ook wel in dat een volledig OBI niet haalbaar was, maar hij keek juist naar de andere kant van de ethiek. Wij als verzorgingsstaat zouden iedereen toch een goed en leefbaar inkomen moeten kunnen garanderen. Door die 970 euro heeft iedereen in dit land bestaansrecht en kan iedereen in dit land zorgen voor voedsel en onderdak. Ook kwam Dr. Canoy met voorbeelden uit de praktijk waarin juist het basisinkomen zorgde voor een groei in de economie en de bestaanszekerheid van de mensen die onderdeel uitmaakten van het experiment. Hij pleitte daarom ook voor een grootschalig experiment met het basisinkomen om te kijken of het zou werken. Echter waren deze experimenten vaak in Afrika of Zuid-Amerika, wat natuurlijk andere landen en culturen zijn dan waar wij in leven. In Finland is er op dit moment wel een experiment aan de gang en de uitkomst van dit onderzoek/experiment is interessant voor ons als westerlingen om te kijken of het OBI een haalbaar doel is in onze samenleving.

Uit het debat tussen de zaal en de twee kenners bleek al wel dat er veel scepticisme is over het idee van het OBI. Kleinknecht kwam echter met een lumineus alternatief om ervoor te zorgen dat mensen toch willen blijven participeren op de arbeidsmarkt en ze op die manier een inkomen te garanderen. Hij stelde voor dat gemeentes bij de wethouders moesten nagaan welke dingen er eigenlijk nog allemaal in de gemeente zouden moeten gebeuren en dan mensen die werkloos zijn de kans geven om zich in te schrijven voor gemeentelijk werk. Dit is velen malen goedkoper dan een OBI en het zorgt er tegelijkertijd ook voor dat gemeentelijk werk wat normaal gesproken blijft liggen, nu toch gedaan wordt.

Na een mooi gesprek en een goede avond kunnen we concluderen dat een debatavond in deze vorm een mooi concept is om vaker toe te passen binnen de VGSU, om zo het plenaire gesprek over maatschappelijke actualiteiten te stimuleren. Dat is toch iets wat ons als academische vereniging karakteriseert en waardoor leden gevormd kunnen worden. Oftewel, het is zeker voor herhaling vatbaar.